De periode tussen normale cellen en baarmoederhalskankercellen wordt klassiek ingedeeld in 3 periodes: CIN 1-2-3. Bij iedere CIN klasse kan de patiënt nog spontaan genezen, maar de kans om te genezen wordt kleiner en de kans op kanker wordt groter van CIN 1 => CIN 3.
Omdat een patiënt met CIN 1 nog veel kansen op spontane genezing heeft en nog een lange weg te gaan heeft voordat er een kanker zou ontstaan, wordt dit als een laag-risico beschouwd. (Men spreekt dan ook van LSIL.) Dit wordt bijna nooit behandeld, maar komt de patiënt na 6 maanden op controle om te zien
Het enige echte doel is dat de patiënt geen baarmoederhalskanker krijgt. Daarom wordt alles wat meer is dan CIN 1 (of beginnend CIN2) als een verhoogd risico beschouwd (=HSIL). Het speelt dus niet zo een grote rol of wij, als arts, de patiënt ontdekken in (uitgesproken) CIN 2 of CIN 3, zolang het maar niet kwaadaardig is! Hier moet er dus wel iets gebeuren en zal men meestal een conisatie (zie conisatie) aanraden.
Omdat een patiënt met CIN 1 nog veel kansen op spontane genezing heeft en nog een lange weg te gaan heeft voordat er een kanker zou ontstaan, wordt dit als een laag-risico beschouwd. (Men spreekt dan ook van LSIL.) Dit wordt bijna nooit behandeld, maar komt de patiënt na 6 maanden op controle om te zien
Het enige echte doel is dat de patiënt geen baarmoederhalskanker krijgt. Daarom wordt alles wat meer is dan CIN 1 (of beginnend CIN2) als een verhoogd risico beschouwd (=HSIL). Het speelt dus niet zo een grote rol of wij, als arts, de patiënt ontdekken in (uitgesproken) CIN 2 of CIN 3, zolang het maar niet kwaadaardig is! Hier moet er dus wel iets gebeuren en zal men meestal een conisatie (zie conisatie) aanraden.